Duurzame energie

Duurzame energie

Waarom loopt Nederland achter?

Overal ter wereld worden de gevolgen van klimaatverandering zichtbaar, zo ook in Nederland. In 2015 heeft Nederland samen met 197 landen het Klimaatakkoord van Parijs ondertekend. Nederland heeft daarmee toegezegd om klimaatverandering tegen te gaan, onder andere door over te stappen op duurzame vormen van energie. Ondanks deze toezeggingen van Nederland, staat ons land er nog niet goed voor. Wanneer we kijken naar andere Europese landen, zien we dat Nederland er met betrekking tot duurzame energie er het slechtste voor staat. Maar ook in landen buiten Europa wordt relatief gezien veel meer duurzame energie opgewekt. Hoe kan het dat Nederland zo achter loopt op de rest?

Gewend aan gas

Allereerst is het aardgas een belangrijke factor. Toen in 1959 de eerste aardgasbel in Nederland werd ontdekt, werd er een uitgebreide infrastructuur rondom het aardgas opgebouwd. Er is veel geld geïnvesteerd in de gasgestookte centrales, het gasleidingennetwerk en de CV-ketels. We hadden zo veel gas dat we een deel zelfs konden verkopen. Het aardgas heeft Nederland zo’n 417 miljard euro opgeleverd.

Doordat onze hele samenleving en economie op het gas is ingericht, is de stap naar duurzame vormen van energie erg groot. Zo groot zelfs, dat het velen afschrikt en maakt dat zij niet weten hoe ze met dit vraagstuk om moeten gaan.

Een andere belangrijke factor hierin is de ligging van Nederland. Doordat Nederland erg vlak is, zijn er te weinig hoogteverschillen om voldoende energie uit waterkracht te halen. Daarnaast heeft Nederland relatief weinig zonuren, waardoor zonne-energie niet altijd een goed alternatief is. Ook is Nederland ontzettend dichtbevolkt en dichtbebouwd, wat maakt dat grote windparken maken moeilijk kan zijn. Ongeveer elk windmolenpark in Nederland stuit op verzet van omliggende bewoners.

Waar andere landen dankzij hun ligging, voldoende ‘lege’ gebieden’ en reliëf makkelijk gebruik kunnen maken van zonne-energie, windmolenparken en waterkrachtcentrales, ligt het voor Nederland iets lastiger. Denk bijvoorbeeld aan Dubai, die dankzij lege stukken woestijn en veel zonuren een dusdanig groot zonnepark kon aanleggen, dat zij drie keer zoveel duurzame energie maakt dan het Klimaatakkoord haar had opgelegd.

Naast de bovenstaande oorzaken, speelt ook mee dat Nederland relatief laat is begonnen met investeren in duurzame vormen van energie. Kijk bijvoorbeeld naar Zweden, waar in 1990 33% van alle energie uit duurzame energie bestond. Dit maakt dat Nederland een grote inhaalslag moet maken, wat niet makkelijk is.

 

Alleen zonne- of windenergie niet mogelijk

In 2018 is er zo’n 120.846 miljoen kWh stroom verbruikt in Nederland. Een zonnepaneel van 1 vierkante meter kan 150kWh opwekken. Wil je heel Nederland van zonne-energie voorzien, dan zul je dus 806 vierkante kilometer moeten bedekken met zonnepanelen. Voor de beeldvorming: het bedekken van alle daken van gebouwen in Nederland zorgt voor 600 vierkante kilometer. Toch zou die 600 vierkante kilometer met zonnepanelen al een hoop schelen. Helaas schijnt in Nederland niet altijd de zon, dus is er niet altijd stroom. Daarnaast is het opslaan van zonne-energie nog erg lastig en duur. Wetenschappers zijn druk bezig met onderzoeken hoe men zonne-energie langdurig kan opslaan tegen relatief lage kosten, maar daar zijn we helaas nog niet. Tot die tijd is het onmogelijk om enkel op zonne-energie te leven.

In 2018 stonden er zo’n 2000 windmolens in Nederland. Om heel Nederland van stroom uit windmolens te voorzien zouden we meer dan 20.000 windmolens nodig hebben. Zelfs als we dat aantal windmolens plaatsen, zijn we nog afhankelijk van andere vormen van energie simpelweg omdat er niet altijd genoeg wind staat.

Op dit moment zijn er plannen voor grote windparken op zee, voor de kust van Noord- en Zuid Holland. Hier moeten in 2030 zo’n 1100 windmolens staan, die gezamenlijk 40% van ons huidige energieverbruik kunnen opwekken.

Ondanks dat we in theorie dus prima op duurzame energie over kunnen stappen, zijn er nog veel obstakels. Er wordt daarom flink geïnvesteerd in onderzoek naar de opslag van deze vormen van energie en eventuele andere vormen van duurzame energie die gebruikt kunnen worden in Nederland. Tot die tijd lijkt het erop dat we veel van ons land moeten bebouwen met zonnepanelen en windmolens. En dat is ook een probleem.

 

Niet alleen overheden de schuld geven

Vaak wordt er met de vinger naar overheden gewezen wanneer er gepraat wordt over waarom Nederland nog niet duurzaam genoeg is. Toch is dat niet helemaal eerlijk. Alleen al het aantal protesten tegen windmolen- en zonneparken laat zien dat mensen liever niet in de buurt van deze parken wonen. Het is dus te makkelijk om te zeggen dat de Nederlandse overheid zich moet aanpassen, meer onderzoek moet doen en zich meer moet inzetten voor duurzame energie. Heel Nederland moet zich aanpassen.

Bij wind- en zonneparken is het zogenaamde NIMBY-effect erg groot. Het NIMBY-effect (‘not in my back yard’, ‘niet in mijn achtertuin’) is een begrip uit de ruimtelijke ordening dat gebruikt wordt om aan te duiden dat veel mensen wel gebruik willen maken van voorzieningen, maar er geen hinder van willen ondervinden. Velen van ons vinden dat Nederland over moet stappen op duurzame vormen van energie, maar om zelf nu in de buurt van een windmolenpark te wonen gaat dan weer te ver. Juist in een dichtbevolkt en dichtbebouwd land als Nederland zorgt het NIMBY-effect voor grote vertraging van de energietransitie. Als we echt willen dat Nederland duurzamer wordt, moeten we daar ook de gevolgen van ondervinden en deze accepteren.